voltooid deelwoord beginnen, of (iets) beginnen démarrer Ik ben gestart met het onderzoek. J'ai démarré/lancé l'étude. een bedrijfstarten démarrer/lancer une entreprise
voltooid deelwoord (van een motor) gaan functioneren, of (een motor) op gang brengen démarrer De auto wil niet starten. La voiture ne démarre pas. Ik heb de motor al gestart. J'ai déjà démarré/lancé le moteur.
sport voltooid deelwoord een wedstrijdbeginnen partir démarrer De zeiljachten starten over een uur. Les voiliers vont partir dans une heure.