slaan: significado y definiciones

heftig bewegen met je hand of armen, of (iets) daarmee in een bepaalde toestand brengen battre frapper wild om je heen slaan se débattre met de deur slaan claquer la porte je armen over elkaar slaan croiser les bras

(iets of iemand) met je hand of ander voorwerp hard raken, of (iets of iemand) daarmee in een bepaalde toestand brengen frapper iemand in zijn gezicht slaan gifler quelqu'un je op je knieën slaan van het lachen se taper les cuisses vuil van je jas slaan battre son manteau pour enlever des crasses een bal over het net slaan frapper une balle par-dessus le filet bij een vechtpartij iemand tegen de grond slaan envoyer quelqu'un par terre dans une bagarre

voltooid deelwoord plotseling en snel in genoemde toestand komen se précipiter Het paard is op hol geslagen. Le cheval s'est emballé. Het leger sloeg op de vlucht. L'armée a pris la fuite. De auto sloeg over de kop. La voiture a capoté.

door slaan geluid maken battre frapper De klok slaat negen uur. L'horloge sonne neuf heures. De regen slaat tegen de ruiten. La pluie bat les vitres.

(van je hart) regelmatig bewegen battre Zijn hart begon sneller te slaan toen hij haar de hoek om zag komen. Son coeur a commencéà battre plus vite quand il l'a vue apparaître au coin de la rue.

overtreffen battre De bestseller slaat alle verkooprecords. Le best-seller bat tous les records de vente. Wat een prestatie! Dat slaat alles! Quelle performance! C'est plus fort que tout!

(een moeilijke situatie) tot het eind toe volhouden s'en tirer