Di uomini e animali (e, estens., di piante), mettere al mondo nell’ambito della stessa specie; procreare: Abramo generò Isacco l’albero viene generato da un seme anche assol.: g. due volte l’anno.
Van mensen en dieren (en, in het uiterste geval, van planten), om binnen dezelfde soort ter wereld te brengen; voortplanten: Abraham verwekte Isaak, de boom wordt voortgebracht uit een zaadje ook absoluut: g. twee keer per jaar.
estens. Dare i natali a qcn.: Roma generò molti nobili eroi ║ Della terra, dare frutti, creare: la terra genera una grande varietà di piante.
Verlengt. Geboorte van qcn.: Rome heeft vele nobele helden voortgebracht ║ Van de aarde, om vrucht te dragen, om te scheppen: de aarde genereert een grote verscheidenheid aan planten.