saber-te weten: significado, definiciones y traducciones

Diccionario en EspañolEspañolHolandés

Qué es saber?saber es te weten

Qué es te weten?

  • m. Sabiduría, conocimiento o ciencia: es experto en varias ramas del saber.
    m. wijsheid, kennis of wetenschap: is een expert in verschillende takken van kennis.
  • tr. Conocer, tener noticia de algo: ¿sabías que va a venir?
    tr. Kennen, hebben iets nieuws: wist u dat het gaat komen?
  • Tener la certeza de algo: sabía que nos perderíamos.
    De zekerheid van iets: wist dat we zouden verliezen.
  • Ser docto en alguna cosa: sabe mucha física. También intr.
    Worden geleerd in iets: weet veel natuurkunde. Ook intr.
  • Tener habilidad o capacidad para hacer algo: no sabe jugar al ajedrez.
    Hebt u vermogen of capaciteit om iets te doen: kan niet schaken.
  • Acomodarse, aceptar algo de una determinada manera: hay que saber resignarse.
    Geschikt voor, aanvaarden iets op een bepaalde manier: moet weten hoe om af te treden.
  • intr. Tener noticias sobre una persona o cosa: hace un año que no sé de ella.
    Intr. Nieuws over een persoon of ding: een jaar geleden ik niet het weet.
  • Ser muy astuto: sabe más que el mismo demonio.
    Worden zeer scherpzinnige: weet beter dan de dezelfde demon.
  • Tener sabor: este bizcocho no me sabe a nada.
    Je hebt smaak: deze taart weet ik niets.
  • Tener una cosa semejanza o apariencia de otra: tus besos me saben a gloria.
    Hebt u een gelijkenis of verschijning van een ander: uw kussen ik weet glorie.
  • a saber loc. Esto es, es decir: explicaremos varios puntos, a saber: la situación actual de la empresa, las nuevas medidas administrativas..
    namelijk loc. Dat wil zeggen, IE: leggen van verschillende punten, namelijk: de huidige situatie van het bedrijf, de nieuwe administratieve maatregelen...
  • loc. En exclamación, equivale a vete a saber: ¡a saber cuándo vendrá!
    Loc. In uitroepteken, neerkomt op gaan om te weten: te weten wanneer komt!
  • no saber uno dónde meterse loc. Sentir gran vergüenza por algo: hizo tal ridículo que no sabía dónde meterse.
    Niemand weet waar krijgen van de loc. Grote schande voelen voor iets: gemaakt zoals belachelijk dat ik wist niet waar om het te zetten.
  • no saber uno por dónde se anda loc. col. Estar muy despistado: entre tantas callejuelas no sé por dónde me ando.
    Niemand weet waar de loc lopen. Worden zeer clueless kolonel: onder zoveel straten niet weet waar mij ik ben.
  • No ser capaz de solucionar o desempeñar una tarea: con tanto trabajo, no sabe por dónde se anda.
    Een taak niet kunnen oplossen of uitvoeren: met zoveel werk weet je niet waar je naartoe gaat.
  • saber latín loc. col. Ser muy vivo y perspicaz: no te fíes de su aparente ingenuidad, que este niño sabe latín.
    ken Latijn loc. col. Wees springlevend en inzichtelijk: vertrouw zijn schijnbare naïviteit niet, dat dit kind Latijn kent.
  • vete a saber o vaya usted a saber loc. Se usa para decir que algo es difícil de averiguar:-¿dónde se ha metido ahora?-¡vete a saber!♦ Irreg. Véase conj. modelo.
    --