m. Servicio público que transporta la correspondencia. Más en pl.: trabajaba en correos.
m. Openbaar vervoer van correspondentie. Meer in pl.: Ik werkte in het postkantoor.
Esta misma correspondencia: ¿has recibido el correo de hoy?
Diezelfde correspondentie: heb je de post van vandaag ontvangen?
Edificio donde se recibe y se reparte la correspondencia. Más en pl.: ¿me acompañas a llevar este paquete a correos?
Gebouw waar correspondentie wordt ontvangen en verspreid. Meer in pl.: wil je me vergezellen om dit pakket naar het postkantoor te brengen?
Tren, coche o vehículo semejante que lleva correspondencia: me gustaba ir a la estación a ver pasar el tren correo.
Trein, auto of vergelijkbaar voertuig met correspondentie: ik ging graag naar het station om de posttrein voorbij te zien komen.
Buzón donde se deposita la correspondencia: voy a echar esta carta al correo.
Brievenbus waar correspondentie wordt gedeponeerd: ik ga deze brief in de post gooien.
Persona encargada de llevar mensajes de un sitio a otro: el correo del zar.
Persoon die verantwoordelijk is voor het overbrengen van berichten van de ene plaats naar de andere: de post van de tsaar.
correo aéreo El que se transporta por avión.
luchtpost Dat wat per vliegtuig wordt vervoerd.
correo electrónico Correo que permite el intercambio de información o mensajes a través de una red informática: te mando el documento por correo electrónico.
e-mail Mail die de uitwisseling van informatie of berichten via een computernetwerk mogelijk maakt: Ik stuur u het document per e-mail.