trabalho-werk: meaning, definitions and translations

Portuguese dictionaryPortugueseDutch

What is trabalho? trabalho is werk

What is werk?

  • derivação regressiva de trabalhar

    regressieve afleiding van het werken

  • Acto de trabalhar.

    Act van het werken.

  • Acto

    Daad

  • Qualquer ocupação manual ou intelectual.

    Elke handmatige of intellectuele bezigheid.

  • Cuidado que se emprega na feitura de uma obra.

    Pas op dat wordt gebruikt bij het maken van een werk.

  • ESMERO

    ESMERO

  • Obra feita ou que se faz ou está para se fazer.

    Werk gedaan of dat is gedaan of staat op het punt te worden gedaan.

  • Labutação, lida.

    Zwoegen, lezen.

  • Fenómeno da vitalidade dos órgãos.

    Fenomeen van orgaanvitaliteit.

  • Conjunto de exames, discussões e deliberações de uma corporação, repartição, etc.

    Reeks onderzoeken, besprekingen en beraadslagingen van een bedrijf, afdeling, enz.

  • Conjunto de situações que preocupam ou afligem.

    Reeks situaties die zorgen baren of kwellen.

  • CUIDADOS, PREOCUPAÇÕES, RALAÇÕES

    ZORG, ZORGEN, RANTSOENEN

  • trabalho de sapa

    sapa werk

  • Tarefa de abrir fossos, trincheiras, caminhos subterrâneos.

    Taak van het openen van grachten, loopgraven, ondergrondse paden.

  • • Trabalho ardiloso e oculto.

    • Sluw en verborgen werk.

  • ARDIL, TRAMA

    RUSE, COMPLOT

  • trabalho forçado

    dwangarbeid

  • • Pena, que consiste na realização de trabalhos físicos, a que são condenados réus de crimes graves.(Mais usado no plural.)

    • Straf, die bestaat uit het uitvoeren van fysieke werkzaamheden, waarvoor veroordeelde verdachten van ernstige misdrijven zijn. (Meest gebruikt in het meervoud.)

  • latim *tripaliare, torturar com um instrumento, de tripalis,-e, que tem três estacas

    Latijn *tripaliare, marteling met een instrument, van tripalis,-e, dat drie staken heeft

  • Dar determinada forma a (ex.: trabalhar a madeira).

    Geef een bepaalde vorm aan (bijv. werk het hout).

  • LAVRAR

    PLOEGEN

  • Fazer ou preparar algo para determinado fim (ex.: trabalhar a terra).

    Iets maken of voorbereiden voor een bepaald doel (bijv. het werken op aarde).

  • Rever ou refazer com cuidado (ex.: trabalhar o texto).

    Zorgvuldig controleren of opnieuw uitvoeren (bijv. werken aan de tekst).

  • APERFEIÇOAR, LIMAR

    PERFECT, LIMAR

  • Treinar ou exercitar para melhorar ou desenvolver (ex.: trabalhar os músculos).

    Trainen of trainen om te verbeteren of te ontwikkelen (bijv. werkspieren).

Search words

Upgrade your experience