%%: 意味、定義と翻訳
ポルトガル語辞典%dictionary_xs%オランダ語
passarとは何ですか?passarはPassです
Passとは何ですか?
latim vulgar *passare, de passus,-us, passo
vulgair Latijn *passare, de passus,-us, step
Atravessar, transpor.
Kruisen, transponeren.
Deixar atrás.
Achterlaten.
Traspassar ou vender.
Doorboren of verkopen.
Utilizar um ferro de engomar para alisar a roupa (ex.: passou 5 camisas).
Gebruik een strijkijzer om de kleding recht te trekken (bijv. 5 overhemden gestreken).
Filtrar, coar.
Filteren, zeven.
Transmitir ou ser transmitido; divulgar ou ser divulgado (ex.: a rádio passou o falecimento, mas a televisão não; isso passou nas notícias).
Verzenden of doorgegeven worden; onthullen of gepubliceerd worden (bijv. de radio ging voorbij aan de dood, maar de televisie niet; dit kwam in het nieuws).
Pôr em circulação.
In omloop brengen.
Fazer secar ao sol ou ao calor.
Droog in de zon of warmte.
Mudar de situação.
Verandering van situatie.
Mudar de lugar.
Wissel van stoel.
Resvalar, deslizar.
Glijden, glijden.
Tocar; parar; fazer escala.
Aanraken; stoppen; Maak een tussenstop.