What is fazer? fazer is doen
What is doen?
- latim facio,-ere
Latijnse facio,-ere
- Dar existência, ser autor de (ex.: fez uma obra notável).
Om te bestaan, om de auteur van te zijn (hij heeft bijvoorbeeld een opmerkelijk werk gedaan).
- CRIAR, OBRAR, PRODUZIR
CREËREN, WERKEN, PRODUCEREN
- Dar ou tomar determinada forma (ex.: façam uma fila).
Geef of neem een bepaalde vorm (bijv. wachtrij).
- FORMAR
FORMULIER
- Realizar, executar (ex.: fazer a limpeza; fez um gesto de atenção).
Uitvoeren, uitvoeren (bijv. opruimen; een gebaar van aandacht maken).
- Agir com determinados resultados (ex.: fazer um erro, fazer um favor).
Handel met bepaalde resultaten (bijv. maak een fout, doe een plezier).
- Fabricar (ex.: fizera um produto inovador).
Vervaardiging (bijv. een innovatief product gemaakt).
- Compor (ex.: fazer versos).
Comport (bijv. verzen maken).
- Construir (ex.: a construtora está a fazer uma urbanização).
Bouwen (bijv. het bouwbedrijf doet een urbanisatie).
- Praticar (ex.: ele faz judo ).
Oefening (bijv. hij doet aan judo).
- Ser causa de (ex.: esta imagem faz impressão).
Oorzaak van zijn (bijv. deze afbeelding maakt indruk).
- CAUSAR, ORIGINAR, MOTIVAR, PRODUZIR, PROVOCAR
OORZAAK, ONTSTAAN, MOTIVEREN, PRODUCEREN, OORZAAK
- Obrigar a (ex.: fizeste-me voltar atrás).
Force (bijv. je hebt me terug laten keren).
- Desempenhar um papel (ex.: fiz uma personagem de época; vai fazer de mau na novela).
Speel een rol (ik speelde bijvoorbeeld een periodepersonage; je gaat slechte dingen doen in de roman).
- REPRESENTAR
VERTEGENWOORDIGEN
- Ultimar, concluir.
Ultiem, afmaken.
- Completar determinado tempo (ex.: a empresa já fez 20 anos).
Voltooi een bepaalde tijd (het bedrijf is bijvoorbeeld al 20 jaar oud geworden).
- Arranjar ou cuidar de (ex.: fazer a barba; fazer as unhas).
Regelen of verzorgen (bijv. scheren; nagelen).
- Tentar (ex.: faço por resolver os problemas que aparecem).
Probeer (bijv. Doe ik om de problemen op te lossen die zich voordoen).
- Tentar passar por verdadeiro ou real (ex.: não faças de parvo).
Probeer waar of echt door te gaan (speel bijvoorbeeld niet dom).
- APARENTAR, FINGIR, SIMULAR
VERSCHIJNEN, DOEN ALSOF, SIMULEREN
- Atribuir uma imagem ou qualidade a (ex.: ele fazia da irmã uma santa).
Wijs een afbeelding of kwaliteit toe aan (het maakte bijvoorbeeld zijn zus een heilige).
- Mudar para (ex.: as dificuldades fizeram-nos mais criativos ).
Overschakelen naar (bijv. moeilijkheden hebben ons creatiever gemaakt).
- TORNAR
WORDEN