zak: signification et définitions

buigzaam voorwerp van soepel materiaal als stof, papier of plastic, dat op één zijde na, gesloten is en waar je dingen in kunt opbergen sac mannelijk een zak aardappelen un sac de pommes de terre suikerzakje sachet de sucre de zak waarin Sinterklaas alle cadeautjes heeft le sac de saint Nicolas cf. la hotte du Père Noël iemand een stevige straf geven donner une sévère réprimande à quelqu'un erg verdrietig of teleurgesteld zijn être au désespoir iemand ontslaan sacquer/virer quelqu'un in de gevangenis zitten faire de la taule

soepele opbergplaats in kledingstukken poche vrouwelijk broekzakken poches de pantalon met je handen in je zak les mains dans les poches veel beter zijn dan iemand mettre quelqu'un dans son sac die opmerking is voor jou bedoeld. Voilà pour toi! geen geld bij je hebben ne pas avoir d'argent sur soi

mannelijk geslachtsdeel waar de zaadballen in zitten bourses vrouwelijk meervoud jeuk aan je zak hebben avoir des démangeaisons aux bourses

nare man con mannelijk salaud mannelijk ouwe zak vieux con

er niets van begrijpen n'y piger que dalle het saai vinden s'emmerder comme un rat mort