hard gemakkelijk in te drukken, te buigen enz. mou/mol/molle een zacht kussen un oreiller mou een zachte huid une peau douce een zacht ei oeuf mollet
luid hard met weinig lawaai doux/douce feutré/-ée De radio speelt zacht. La radio marche doucement.
< van weer> aangenaam en niet koud doux/douce clément/-ente een zachte winter un hiver clément
fel < van kleuren> niet schel tendre doux/douce een interieur in zachte tinten roze un intérieur dans les tons rose tendre
niet sterk of heftig voor het gevoel doux/douce léger/-ère een zacht briesje une légère/petite brise een zacht klopje op de schouder une petite/légère tape dans le dos zonder dwang en douceur een dood zonder veel lijden une mort douce
snel hard langzaam lent/lente Vlakbij de school ging hij zachter rijden. Près de l'école il a commencéà rouler plus doucement/lentement.