alles gebruiken tot het op is finir alle pindakaas opmaken finir tout le pot de beurre de cacahouètes je laatste vakantiegeld opmaken aan souvenirs dépenser le restant de son budget des vacances à l'achat de souvenirs
het beddengoed er netjes op leggen faire son lit
make-up aanbrengen se maquiller je opmaken voor je uitgaat se maquiller avant de sortir zwaar opgemaakt trop fardée / trop maquillée
uitrekenen wat er in- en uitgegaan is faire sa caisse
voorbereidingen treffen om te vertrekken s'apprêter à partir