eenmaal: betydelser og definitioner

één keer une fois (ynfwa )< woorden waarmee een veilingmeester vaststelt dat iemand iets heeft gekocht> Une fois; deux fois ; adjugé!

op een bepaald moment is het verleden of in de toekomst un jour Als ik eenmaal met pensioen ben, dan ga ik een grote reis maken. Le jour où je serai à la retraite, je ferai un long voyage. Toen ze dat eenmaal had gezegd, wilde hij altijd bij haar blijven. Une fois qu'elle avait dit cela, il voulait rester avec elle pour toujours.

< om aan te geven dat iets niet meer te veranderen is>< pour exprimer qu'il faut se faire une raison> Die dingen gaan nu eenmaal zo. Ainsi va la vie.