dat: meaning and definitions

Dutch dictionary

What is dat?

What is dat?

  • < je gebruikt dit woord als je iets aanwijst> ce/cet/cette...-là( sə/sɛt.. la ) Ik vind dit schilderij mooier dan dat schilderij. Je trouve ce tableau-ci plus beau que ce tableau-là.
  • < je gebruikt dit woord als je naar iets wijst dat niet dichtbij is> ce/cet/cette... là-bas ( sə/cɛt.. labɑ) In dat witte huis aan het eind van de straat woont mijn opa. Dans cette maison blanche, là-bas, au bout de la rue, habite mon pépé.
  • < je gebruikt dit woord als je over iets praat dat al eerder gezegd is> ce/cet/cette ( sə/sɛt ) Heb je een griepje? Dat is niet zo erg. Tu as un rhume? Ce n'est pas bien grave.
  • < je gebruikt dit woord als je meer wilt zeggen over iets of iemand> qui/que ( ki/kə) Het paard dat daar in de wei staat, is van mij. Le cheval qui est là, dans la prairie, m'appartient.
  • < je gebruikt dit woord als je een tweede zin in de zin begint> que (kə) Ik denk dat ik vanmiddag naar huis ga. Je pense que vais rentrer chez moi cet après-midi. Het is zeker dat iedereen komt. Il est sûr que tout le monde vient.
  • < je gebruikt dit woord als je een beetje opgewonden bent>< exclamatif> Vies dat het daar is! Quelle crasse là-dedans!

Search words

Upgrade your experience