voltooid deelwoord (van een hond) beginnen te blaffen se mettre à aboyer ( s(ə)mɛtʀaabwaje ) In de verte sloeg een hond aan. Au loin, on un chien s'est mis à aboyer.
participi completat (d'un gos) comencen a bordar se mettre à aboyer (s(ə)mɛtʀaabwaje ) En la distància que un gos va colpejar. Au loin, on un chien s'est mis à aboyer.
voltooid deelwoord succes hebben avoir du succès ( avwaʀdysyksɛ) Het nieuwe medicijn slaat aan bij de patiënt. Le nouveau médicament agit sur le malade.
--
voltooid deelwoord afslaan (van een motor) beginnen te draaien démarrer ( demaʀe ) Na lang starten sloeg de motor aan. Après de multiples tentatives, le moteur s'est mis en marche.
passat el participi apagat (d'un motor) comença a girar démarrer ( demaʀe ) Després d'una llarga arrencada, el motor es va engegar. Après de múltiples tentatives, le moteur s'est mis en marche.
voltooid deelwoord (een toets) indrukken frapper een verkeerde toets aanslaan se tromper de touche
--
financieel voltooid deelwoord de waarde bepalen van (je inkomen, je huis); belasting laten betalen taxer (takse ) iemand aanslaan voor de inkomstenbelasting taxer quelqu'un pour l'impôt sur les revenus