L’intervallo di tempo fra il tramontare e il sorgere del sole, di durata variabile a seconda della latitudine e della declinazione del sole (circa 12 ore all’equatore, circa 6 mesi ai poli) ║ Il periodo di tempo tra la fine del crepuscolo e l’alba: passare la n. al freddo la n. di Natale ║ Spesso con valore di avv.: di n. a n. inoltrata, a n. fonda, nelle ultime ore notturne ║ Giorno e n., senza interruzione │ Da n., da utilizzare nelle ore del riposo notturno: camicia da n. │ N. brava , passata all’insegna del rischio e della trasgressione.
Het tijdsinterval tussen ondergang en zonsopgang, van variabele duur afhankelijk van de breedtegraad en declinatie van de zon (ongeveer 12 uur op de evenaar, ongeveer 6 maanden aan de polen) ║ De periode tussen het einde van de schemering en de dageraad: passeer de n. in de kou de kerst n. ║ Vaak met de waarde van avv.: van n. tot n. doorgestuurd, naar n. fonda, in de laatste uren van de nacht ║ Dag en n., zonder onderbreking │ Van n., te gebruiken in de uren van de nachtrust: shirt van n. │ N. brava , gepasseerd in naam van risico en overtreding.