Rappresentare artisticamente mediante un’opportuna distribuzione di colori su una superficie: d. un paesaggio anche assol.: d. a olio, a tempera ║ Decorare con pitture; affrescare: d. una sala.
Artistiek weergeven door middel van een passende verdeling van kleuren op een oppervlak: d. een landschap, zelfs absoluut: d. olieverf, tempera ║ Versieren met verf; Fresco's: d. een kamer.
Tingere, verniciare: d. le persiane di verde ║ fam. Truccare: d. le unghie anche tr. pron.: dipingersi le labbra.
Verven, lakken: d. de luiken groen ║ fam. Make-up: d. nagels ook tr. pron.: lak je lippen.
fig. Ritrarre a parole; descrivere.
Vijg. Uitbeelden in woorden; beschrijven.
Lasciar trasparire: aveva dipinta in volto la paura.
Om het te laten zien: hij had de angst op zijn gezicht geschilderd.
rifl.(fam.). Truccarsi, imbellettarsi.
refl. (fam.). Make-up opdoen, make-up opdoen.
rifl. Raffigurarsi, descriversi.
refl. Om jezelf af te beelden, om jezelf te beschrijven.
rifl. Assumere un’espressione del volto che rivela un sentimento, uno stato d’animo.
refl. Neem een gezichtsuitdrukking aan die een gevoel onthult, een gemoedstoestand.
intr. pron. Di sentimenti e stati d’animo, apparire esteriormente; manifestarsi, mostrarsi: il terrore gli si dipinse sul volto.
Intr. Uitspr. Van gevoelens en stemmingen, uiterlijk verschijnen; Om zich te manifesteren, om zichzelf te laten zien: angst was op zijn gezicht geschilderd.