Mettere d’accordo, conciliare: a.(fra loro) le opposte tendenze a. la fede con la ragione.
Verzoenen, verzoenen: a. (onder hen) het tegenovergestelde tendensen in geloof met reden.
(MUS). Dare a uno strumento a corda la giusta intonazione mediante la tensione esatta delle corde (estens., riferito anche a strumenti non a corda e alla voce) ║ Rendere armonico il suono di uno strumento o di una voce con quello di altri strumenti o voci: a. il canto a una melodia.
(MUS). Geven de melodie een snaarinstrument met behulp van de exacte spanning van de snaren (ook niet-synthetische., gemeld aan het touw en zang) ║ maken harmonische geluid van een instrument of een stem met die van andere instrumenten of stemmen: a. zingen van een melodie.
estens. armonizzare: a. la cravatta alla camicia.
synthetische. harmonisering van: a. de stropdas op het shirt.
Concedere: a. un permesso a. la grazia a qcn. ║ Assegnare: gli fu accordato il posto di dirigente.
Grant: a. een vergunning a. genade te qcn. ║ Toewijzen: kreeg de functie van directeur.
(LING). Attribuire alle parti variabili del discorso le convenienti desinenze secondo le regole della concordanza: a. l’aggettivo al sostantivo in genere e numero.
(LING). Geven de veranderlijke delen van de begroting toespraak de uitgangen volgens de regels van het concordantiebestand: a. het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord in geslacht en getal.
rifl. Venire a patti, mettersi d’accordo; rifl. recipr.: ci accordammo per una cifra ragionevole.
Spiegelreflectoren Af te rekenen, eens; Spiegelreflectoren recipr.: we geregeld voor een redelijke vergoeding.
intr. pron. Intonarsi: il tavolo non si accorda all’arredamento rifl. recipr.: colori che si accordano bene insieme.
Intr. uitspr Pak: de tabel komt niet overeen met de meubels Spiegelreflectoren recipr.: kleuren die eens goed bij elkaar passen.
intr. pron.(LING). Riferirsi secondo le regole della concordanza ad altra parte del discorso: il predicato si accorda al soggetto in persona e numero.
Intr. uitspr (LING). Verwijzen volgens de regels van de overeenkomst aan een andere woordsoort: het predicaat stemt in met het onderwerp in persoon en getal.
Conformità di opinioni, d’intenti o di affetti: in perfetto a. ║ D’a., espressione di affermazione o di conferma │ Essere , trovarsi , andare d’a., pensare e sentire in modo conforme │ D’amore e d’a., con piena unità d’intenti.
Overeenstemming van meningen, intentieverklaring of lijden: perfecte a. ║ d'een, expressie van de bevestiging of bevestiging │, worden, zijn, denken en voelen op een manier die │ liefde en anderen, in overeenstemming met de volledige eenheid van doel zijn.
Reciproca intesa: a. sindacale ║ Patto, convenzione: gli a. di Londra l’a. culturale tra Italia e Francia.
Wederzijds begrip: a. loon Pact, Verdrag: a. de ║ van Londen. tussen Italië en Frankrijk.
(MUS). Giustapposizione di più suoni e part. dei tre di una stessa funzione tonale.
(MUS). De juxtapositie van meerdere geluiden en deel. van de drie van de zelfde tonale functie.
Armonica corrispondenza di più elementi collegati fra loro: a. di tinte, di colori.
Meerdere items bijpassende harmonische onderling verbonden: a. kleuren, kleuren.