trouver-Zoeken naar: betydelser, definitioner og oversætninger

Fransk ordbog%dictionary_xs%Nederlandsk

Hvad er trouver? trouver hedder Zoeken naar

Hvad er Zoeken naar?

  • Rencontrer, découvrir par hasard et prendre quelque chose, quelqu'un, un animal qui sont ou semblent perdus : Il a trouvé un billet de cent euros par terre. Trouver un chien perdu.

    Ontmoeten, ontdekken bij toeval en nemen iets, iemand, een dier dat zijn of lijken verloren: hij vond een honderd euro briefje op de vloer. Zoek een verloren hond.

  • Découvrir l'être ou la chose que l'on cherchait : Il a trouvé un emploi.

    Ontdek het wezen of ding dat je zocht: Hij vond een baan.

  • Rencontrer quelque chose sur son chemin au cours d'une action : Trouver une erreur dans un texte.

    Kom onderweg iets tegen tijdens een actie: Zoek een fout in een tekst.

  • Pouvoir se procurer quelque chose, rencontrer, voir quelqu'un, constater la présence de quelque chose : Des imbéciles, on en trouve partout. Vous trouverez mon nom dans l'annuaire.

    Om iets te kunnen krijgen, om elkaar te ontmoeten, om iemand te zien, om de aanwezigheid van iets te zien: Dwazen, we vinden ze overal. Je vindt mijn naam in de directory.

  • Voir quelqu'un, quelque chose dans tel état en arrivant quelque part : Trouver la maison vide en rentrant du travail. Nous l'avons trouvé gisant par terre.

    Iemand zien, iets in zo'n staat als je ergens aankomt: Het huis leeg vinden op weg naar huis van het werk. We vonden hem liggend op de grond.

  • Pouvoir disposer de quelque chose pour l'utiliser : Trouver un moment de libre. Trouver la force de faire un travail.

    Om iets te kunnen gebruiken: Zoek een vrij moment. Vind de kracht om een klus te klaren.

  • Rencontrer quelqu'un, quelque chose, les avoir, en bénéficier : J'ai trouvé un allié en lui.

    Om iemand te ontmoeten, iets, om ze te hebben, om ervan te profiteren: ik vond een bondgenoot in hem.

  • Parvenir à avoir : Cette voiture trouvera un acquéreur. Trouver enfin la paix de l'esprit.

    Beheren om te hebben: Deze auto zal een koper vinden. Eindelijk gemoedsrust vinden.

  • Avec un complément, forme des locutions verbales équivalentes à un verbe simple : Trouver refuge (= se réfugier). Trouver la mort (= mourir).

    Met een aanvulling vormt het werkwoordszinnen die gelijk zijn aan een eenvoudig werkwoord: Toevlucht zoeken (= toevlucht nemen). Om de dood te vinden (= sterven).

  • Inventer quelque chose, le créer : Trouver une musique pour un film.

    Iets uitvinden, creëren: muziek vinden voor een film.

  • Aboutir à une solution, une idée, une conclusion, etc. : Nous avons trouvé qui est l'assassin.

    Het bedenken van een oplossing, een idee, een conclusie, etc. We hebben ontdekt wie de moordenaar is.

  • Découvrir quelque chose par un examen : Trouver trop de globules blancs.

    Iets vinden door onderzoek: te veel witte bloedcellen vinden.

  • Penser, croire : Vraiment, je trouve que tu exagères.

    Denk na, geloof: echt, ik denk dat je overdrijft.

  • Penser, juger que quelque chose, quelqu'un ont telle caractéristique, leur attribuer telle qualité ou tel défaut : Je lui trouve mauvaise mine. J'ai trouvé l'orateur très ennuyeux.

    Om te denken, om te oordelen dat iets, iemand die en die eigenschap heeft, om hem die en die kwaliteit of fout toe te schrijven: ik vind dat hij er slecht uitziet. Ik vond de speaker erg saai.

  • Avoir l'occasion de : Il a trouvéà vendre sa vieille voiture.

    Krijg de kans om: Hij vond een manier om zijn oude auto te verkopen.

Søg ord

Opgrader din oplevelse