tient-bezit: significado, definiciones y traducciones

Diccionario en FrancésFrancésHolandés

Qué es tient? tient es bezit

Qué es bezit?

  • Avoir quelque chose avec soi,à la main, le serrer sur soi, contre soi pour qu'il ne s'échappe pas : Tenir un paquet sous le bras.

    Iets bij je hebben, in je hand, het op je houden, tegen je aan zodat het niet ontsnapt: Een pakje onder je arm houden.

  • Saisir quelqu'un, un animal et le maintenir, le maîtriser, guider ou entraver son mouvement : Tenir un cheval par la bride.

    Grijp iemand, een dier en onderhoud, controleer, begeleid of belemmer zijn beweging: Houd een paard bij het hoofdstel.

  • Saisir quelque chose, le serrer, s'y agripper pour ne pas tomber : Tenir la rampe.

    Pak iets vast, knijp erin, houd het vast om niet te vallen: Houd de oprit vast.

  • Retenir, maintenir en place quelque chose d'autre : L'amarre qui tenait le bateau s'est rompue.

    Inhouden, iets anders op zijn plaats houden: De ligplaats die de boot vasthield brak.

  • Se saisir de quelqu'un, d'un animal, s'en rendre maître : La police tient les coupables.

    Iemand in beslag nemen, een dier, de controle overnemen: De politie houdt de daders vast.

  • Profiter de la présence de quelqu'un, ne pas le laisser partir : Puisque je vous tiens, je vais vous demander un service.

    Maak gebruik van iemands aanwezigheid, laat ze niet gaan: omdat ik je vasthoud, ga ik je om een gunst vragen.

  • Saisir quelque chose de telle manière, le placer, le garder dans telle position : Apprendre à bien tenir son archet.

    Om iets op zo'n manier vast te pakken, te plaatsen, in die en die positie te houden: Om te leren je boog goed vast te houden.

  • Avoir, garder, maintenir telle attitude, tel état : Tenir les yeux baissés. Tenir son sérieux.

    Om deze houding te hebben, te behouden, te behouden, deze staat: Om je ogen naar beneden te houden. Neem het serieus.

  • Garder tel quelqu'un ou quelque chose : Tenir un plat au chaud.

    Houd iets of iemand: Houd een gerecht warm.

  • Avoir quelqu'un, un groupe sous son autorité et s'en faire obéir : Professeur qui ne sait pas tenir sa classe.
  • Gérer, diriger un établissement, avoir la charge d'une fonction : Tenir un hôtel. Tenir une rubrique dans un journal.

    Beheren, een vestiging leiden, verantwoordelijk zijn voor een functie: een hotel runnen. Houd een column bij in een dagboek.

  • Occuper quelqu'un tout le temps : Les préparatifs du départ l'ont tenu.

    Iemand de hele tijd bezig houden: De voorbereidingen voor vertrek hebben hem op de been gehouden.

  • Avoir prise sur quelqu'un, en parlant d'un sentiment, d'un mal : Quand la colère le tient, il est dangereux.

    Grip hebben op iemand, praten over een gevoel, een kwaad: als woede hem vasthoudt, is hij gevaarlijk.

  • En parlant de quelque chose, garder la forme donnée : Cette étoffe ne tient pas le pli.

    Over iets gesproken, houd de gegeven vorm vast: deze stof houdt de vouw niet vast.

  • Avoir quelque chose en sa possession, le détenir, le posséder, en particulier après l'avoir cherché : Nous tenons la preuve de son innocence.

    Om iets in zijn bezit te hebben, om het vast te houden, om het te bezitten, vooral nadat hij ernaar heeft gezocht: We hebben bewijs van zijn onschuld.

  • Avoir reçu ou obtenu quelque chose de quelqu'un : De qui tenez-vous ce renseignement ?

    Iets van iemand hebben ontvangen of gekregen: Van wie krijg je deze informatie?

  • Familier.Être atteint, affecté d'un mal : Il tient une bonne cuite.

    Familiar.To getroffen worden, beïnvloed door een kwaad: Hij houdt een goed gekookt.

  • Prononcer tel genre de parole, soutenir le point de vue : Il tient des raisonnements absurdes.

    Om dit soort woorden uit te spreken, om het standpunt te ondersteunen: Hij houdt er absurde redeneringen op na.

  • Estimer, considérer quelqu'un, quelque chose comme : On peut tenir cette quantité pour négligeable.

    Inschatten, iemand overwegen, zoiets als: We kunnen deze hoeveelheid als verwaarloosbaar beschouwen.

  • Correspond à avoir avec certains noms et l'article : Tenir un rôle, une place importante.
  • Forme des locutions verbales avec des noms sans article ou avec des compléments introduits par en : Tenir compagnie. Tenir compte. Tenir en haleine.

    Vorm van verbale locutions met zelfstandige naamwoorden zonder lidwoord of met aanvullingen geïntroduceerd door en: Keeping company. Overwegen. Houd je in spanning.

  • Militaire Défendre une position, occuper un territoire, les contrôler.

    Militairen Verdedigen een positie, bezetten een territorium, controleren ze.

Buscador de palabras

Mejora tu experiencia