Pousser, inciter quelqu'un, par une sorte de défi,à accomplir un acte hardi, violent ou blâmable : Provoquer les militaires à la désobéissance.
Duwen, aanzetten tot iemand, door een soort uitdaging, om een gedurfde, gewelddadige of weerzinderende daad te vervullen: het leger provoceren tot ongehoorzaamheid.
Exciter chez quelqu'un le désir érotique par son attitude.
Prikkelen in iemand erotische verlangen door zijn houding.
Être l'instigateur de quelque chose, l'amener ;être la cause de quelque chose, l'entraîner : Le verglas a provoqué un accident.
Om de aanstichter van iets te zijn, om het te brengen; om de oorzaak van iets te zijn, om het te trainen: het ijs veroorzaakte een ongeval.
Agir pour qu'un phénomène se passe au moment voulu : Provoquer une rencontre.
Om zo te handelen dat een fenomeen zich op het juiste moment voordoet: om een ontmoeting uit te lokken.