Altération de la santé, des fonctions des êtres vivants (animaux et végétaux), en particulier quand la cause est connue (par opposition à syndrome).
Wijziging van de functies van de gezondheid van menselijke wezens wonen (dieren en planten), vooral wanneer de oorzaak bekend is (in tegenstelling tot syndroom).
Altération, dégradation de quelque chose : Les maladies du vin.
Ombouwen, verslechtering van iets: ziekten van de wijn.
Familier. Comportement excessif, anormal, obsessionnel : La maladie de la vitesse.