gagner- Win: význam, definície a preklady

Francúzština slovník%dictionary_xs%Holandčina

Čo je gagner? gagner je Win

Čo je Win?

  • Toucher, percevoir de l'argent pour une opération : Gagner 100 euros sur la vente d'un meuble.

    Aanraken, geld inzamelen voor een operatie: verdien 100 euro op de verkoop van een meubelstuk.

  • Percevoir de l'argent comme rémunération d'un travail : Gagner un salaire convenable.

    Het verzamelen van geld als compensatie voor een baan: Het verdienen van een fatsoenlijk salaris.

  • Économiser quelque chose (quantité, temps, espace, etc.), ne pas le dépenser : Passez par l'autoroute, vous gagnerez bien une heure.

    Bespaar iets (hoeveelheid, tijd, ruimte, etc.), geef het niet uit: Ga door de snelweg, je bespaart een uur.

  • Obtenir un lot, un prix comme récompense à l'issue d'une compétition, d'un jeu : Gagner le 1 er prix d'un concours littéraire.

    Krijg een prijs, een prijs als beloning aan het einde van een wedstrijd, een spel: Win de 1e prijs van een literaire wedstrijd.

  • Remporter la victoire dans un jeu, une compétition, une lutte : Gagner les élections. Gagner la guerre.

    Een wedstrijd winnen, een wedstrijd, een strijd: Verkiezingen winnen. Win de oorlog.

  • Retirer un avantage (ou ironiquement un inconvénient) de quelque chose : Il y a tout à gagner de cette réforme.

    Haal ergens een voordeel (of ironisch genoeg een nadeel) uit: Er is van alles te winnen bij deze hervorming.

  • Augmenter en quantité, en valeur, croître : Indice qui a gagné 5 points.

    Toename in hoeveelheid, in waarde, groei: Index die 5 punten heeft gewonnen.

  • Rendre quelqu'un favorable à quelque chose, l'y rallier : Gagner de nouveaux partisans.

    Maak iemand voor iets, verzamel ze ervoor: Win nieuwe supporters.

  • Se concilier la sympathie de quelqu'un : Gagner l'estime de ses adversaires.

    Verzoen iemands sympathie: Win de achting van iemands tegenstanders.

  • En parlant d'une sensation, d'un sentiment, envahir quelqu'un, s'emparer de lui : Je sentais l'angoisse me gagner.

    Over een sensatie gesproken, een gevoel, iemand binnenvallen, hem vastpakken: ik voelde de angst me overwinnen.

  • S'étendre, se propager jusqu'à tel endroit, tel secteur : Le feu a gagné la maison voisine.

    Verspreid, verspreid naar die en die plaats, zo'n gebied: Het vuur is overgeslagen naar het naburige huis.

  • Atteindre un lieu en se déplaçant : Gagner un refuge.

    Een plaats bereiken door te bewegen: Een toevluchtsoord bereiken.

Vyhľadať slová

Vylepšite svoj zážitok