Qui est répandu largement dans toutes les directions en ayant perdu de sa force, de son éclat, de son intensité : Douleur diffuse.
Die wijdverbreid is in alle richtingen hebben verloren zijn kracht, de schittering, de intensiteit: diffuse pijn.
Qui manque de netteté : Sentiment diffus.
--
Qui manque de sobriété et de netteté ; prolixe, verbeux.
Gebrek aan soberheid en scherpte; uitgebreid, uitgebreid.
Pathologie Se dit d'une affection qui n'est pas circonscrite.
Pathologie wordt gezegd van een aandoening die niet is omschreven.
Phonétique Se dit d'un phonème dont l'énergie est répartie aux extrémités du spectre.(Par exemple les voyelles fermées [i],[y],[u] et les consonnes labiales [p],[b] et dentales [t],[d].)
Fonetiek zou een foneem zijn waarvan de energie aan de uiteinden van het spectrum wordt verdeeld. (Bijvoorbeeld gesloten klinkers [i],[y],[u] en de birealistische [p],[b] en tandheelkundige [t],[d] medeklinkers.)