Prononcer un texte à haute voix devant quelqu'un pour qu'il l'écrive au fur et à mesure : Dicter un texte à ses élèves.
Leveren van een tekst hardop aan iemand zodat hij schrijven om meten: tekst aan zijn studenten dicteren.
Influer fortement sur la manière d'agir, de se comporter : Qu'est-ce qui a dicté votre choix ?
Sterk beïnvloeden de manier om te handelen, gedragen: dat is wat uw keuze ingegeven?
Imposer sa loi, ses conditions à quelqu'un, l'obliger à s'y conformer, exiger de lui tel ou tel comportement : On a dicté ses réponses au témoin.
Leggen van zijn nationale recht de voorwaarden voor iedereen die in overeenstemming zijn, vereisen van zulke en zulke gedrag: haar antwoorden aan de getuige heeft gedicteerd.