Rester en un lieu jusqu'à ce que quelqu'un arrive, que quelque chose soit prêt ou se produise : Attendre un ami à la gare. Il attend qu'on le serve.
Blijf op één plek totdat iemand aankomt, er is iets klaar of gebeurt: wacht op een vriend op het station. Hij wacht op ons om hem te dienen.
Sans complément, rester longtemps jusqu'à ce que quelque chose se produise ; patienter : Il n'aime pas attendre.
Zonder aanvulling, blijf lang totdat er iets gebeurt; wacht: hij wil niet wachten.
Différer d'agir jusqu'à ce que quelque chose se produise, jusqu'à une certaine date : Attendez que je revienne pour sortir.
Stel het handelen uit totdat er iets gebeurt, tot een bepaalde datum: Wacht tot ik terugkom om naar buiten te gaan.
Sans complément, rester intact ou dans le même état, en parlant de quelque chose : Ce travail peut attendre.
Zonder aanvulling, intact blijven of in dezelfde staat, praten over iets: Dit werk kan wachten.
Compter sur la venue de quelqu'un, sur l'arrivée de quelque chose : Nous vous attendions pour huit heures.
Reken op de komst van iemand, op de komst van iets: We wachtten acht uur op je.
Compter sur une action de quelqu'un, sur le résultat de quelque chose : Qu'attendez-vous de moi ?
Vertrouw op iemands actie, op het resultaat van iets: Wat verwacht je van mij?
Être préparé pour quelqu'un, lui être destiné : Il ne savait pas ce qui l'attendait à son retour.
Om voorbereid te zijn op iemand, om voor hem bestemd te zijn: Hij wist niet wat hem te wachten stond toen hij terugkwam.