Qu'est-ce qu'un traje? traje est kostuum
Qu'est-ce qu'un kostuum?
- m. Vestido completo de una persona: siempre lleva buenos trajes.
m. Volledige eenpersoonskleding: draag altijd goede pakken.
- Conjunto masculino de chaqueta, pantalón y a veces chaleco: no quiere ir de chaqué, prefiere un traje.
Mannenensemble van jas, broek en soms vest: hij wil niet in een jasje, hij geeft de voorkeur aan een pak.
- Vestido peculiar de una clase de personas, de una época o de los naturales de un país: traje de flamenca; traje de tirolés.
Eigenaardige kleding van een klasse van mensen, van een tijdperk of van de inboorlingen van een land: flamenco-kleding; Tirools kostuum.
- traje de baño Bañador.
badpak Badpak.
- traje de chaqueta o sastre Conjunto de vestir femenino semejante al del hombre: el traje de chaqueta puede ser de falda o de pantalón.
jaspak of kleermaker Vrouwelijke kledingset vergelijkbaar met die van de man: het jaspak kan rok of broek zijn.
- traje de luces El de seda, bordado de oro o plata, con lentejuelas, que usan los toreros.
Zijden pak, geborduurd met goud of zilver, met pailletten, gedragen door stierenvechters.
- tr. Conducir o trasladar al lugar en el que se encuentra el hablante o al que se refiere el discurso: os traemos un recuerdo de nuestro viaje.
Tr. Rijden of verhuizen naar de plaats waar de spreker is of waar de toespraak naar verwijst: wij brengen u een herinnering aan onze reis.
- Atraer, tirar hacia sí.
Aantrekken, naar zich toe trekken.
- Causar, ocasionar, acarrear: esto nos traerá un disgusto.
Veroorzaken, veroorzaken, dragen: dit zal ons een ongenoegen bezorgen.
- Llevar puesto o consigo: trae un bolso nuevo.
Dragen of meenemen: neem een nieuwe tas mee.
- Tener o poner a alguien en cierto estado o situación: ese viejo asunto lo trae de cabeza.
Iemand in een bepaalde toestand of situatie hebben of brengen: die oude materie brengt het op zijn kop.
- Tener o experimentar lo que se expresa: traigo un buen constipado.
Hebben of ervaren wat er uitgedrukt wordt: ik breng een goede verkoudheid mee.
- Contener una publicación lo que se expresa: el periódico trae un artículo magnífico.
Bevat een publicatie wat wordt uitgedrukt: de krant brengt een prachtig artikel.
- Tratar, andar haciendo algo. También prnl.: ¿qué asunto se traerá entre manos?
Probeer, ga iets doen. Ook prnl.: welke zaak wordt er ter hand gebracht?
- traer a alguien a mal traer loc. col. Maltratarlo o tenerlo muy ocupado con encargos o peticiones: la mudanza los trae a mal traer.
Breng iemand naar het verkeerde breng loc. col. Hem mishandelen of hem heel druk hebben met bevelen of verzoeken: de verhuizing brengt ze tot een slecht leven.
- traérselas alguien o algo loc. col. Ser de cuidado: ten cuidadito con ese animal porque se las trae.♦ Irreg. Véase conj. modelo.