adj. num. ord. Que ocupa el lugar número tres en una serie ordenada de elementos: es usted la tercera persona que viene a preguntar por el piso esta mañana. También s.
bijvoeglijk naamwoord num. Ord. Die neemt de derde plaats in in een ordelijke reeks elementen: jij bent de derde persoon die vanochtend naar de flat komt vragen. Ook s.
adj. num. frac.[Parte] de las tres iguales en que se divide un todo: yo me quedaré con la tercera parte de los beneficios.
bijvoeglijk naamwoord num. pandjesjas. [Deel] van de drie gelijke delen waarin een geheel is verdeeld: ik zal het derde deel van de winst houden.
adj. y s. Que media entre dos o más personas para el ajuste o ejecución de una cosa. Más en pl.: daños a terceros.
bijvoeglijk naamwoord en s. Dat bemiddelt tussen twee of meer personen voor de aanpassing of uitvoering van een zaak. Meer in m.v.: schade aan derden.
m. y f. Alcahuete.
m. en f. Alcahuete.
geom. Cada una de las sesenta partes iguales en que se divide el segundo de círculo.
Geom. Elk van de zestig gelijke delen waarin de seconde van de cirkel is verdeeld.
f. autom. En el motor de algunos vehículos, marcha que tiene mayor velocidad que la segunda y más potencia que la cuarta: este puerto tenemos que subirlo en tercera.
F. Autom. In de motor van sommige voertuigen, versnelling die een hogere snelheid heeft dan de tweede en meer vermogen dan de vierde: deze pas moeten we als derde beklimmen.
mús. Intervalo que existe entre una nota y la tercera nota anterior o posterior a ella en la escala, ambas inclusive: las notas "fa" y "la" están separadas una tercera.
mús. Interval tussen een noot en de derde noot ervoor of erna in de toonladder, beide inclusief: de noten "F" en "A" worden gescheiden door een terts.