m. Instrumento musical de percusión consistente en una caja de forma cilíndrica, hueca, cubierta en sus dos bases con membranas de piel estirada, que se toca con dos palillos: ¡mira que regalarle un tambor a un niño!
m. Percussie muziekinstrument bestaande uit een cilindrische, holle doos, bedekt aan de twee basis met uitgerekte huidmembranen, die wordt bespeeld met twee eetstokjes: kijk eens wat je een trommel aan een kind moet geven!
Persona que toca el tambor.
Persoon die drumt.
Nombre que se da a algunos objetos o piezas de forma cilíndrica: el tambor del revólver; un tambor de detergente.
Naam gegeven aan sommige voorwerpen of stukken van cilindrische vorm: de trommel van de revolver; een wasmiddeltrommel.
Aro de madera sobre el que se tiende una tela para bordarla.
Houten ring waarop een stof wordt geplaatst om het te borduren.
anat. Tímpano del oído.
Anat. Trommelvlies.
Tamiz por donde pasan el azúcar los reposteros: espolvoreó los buñuelos con el tambor.
Zeef waardoor de suiker de banketbakkers passeert: bestrooi de beignets met de trommel.
arquit. Muro cilíndrico que sirve de base a una cúpula: el tambor da más altura a la cúpula.
arquit. Cilindrische wand die dient als basis van een koepel: de trommel geeft meer hoogte aan de koepel.
arquit. Cuerpo central cilíndrico del capitel.
arquit. Cilindrisch centraal orgaan van de hoofdstad.
Disco de acero acoplado a la cara interior de las ruedas, sobre el que actúan las zapatas del freno.
Stalen schijf bevestigd aan de binnenzijde van de wielen, waarop de remschoenen werken.
Rotor de una turbina de reacción.
Rotor van een reactieturbine.
amer. Especie de tamal de yuca con dulce.
Amer. Soort cassave tamale met zoet.
amer. somier: los niños rompieron el tambor de tanto saltar sobre él.
Amer. Bed Spring: De kinderen braken de trommel van het springen erop.