tr. Levantar, colgar una cosa en algo o en el aire: suspendió el cubo de un gancho.
Tr. Tillen, ergens een ding aan hangen of in de lucht: de emmer aan een haak hangen.
Detener, diferir. También prnl.: se ha suspendido el concierto.
Stoppen, uitstellen. Ook prnl.: het concert is opgeschort.
Causar admiración, maravillar: me suspende tanta indignación.
Om bewondering te veroorzaken, om te verbazen: het schort zoveel verontwaardiging bij mij op.
Privar temporalmente a uno del sueldo o empleo.
Iemand tijdelijk beroven van zijn salaris of dienstverband.
No dar a alguien la puntuación necesaria para pasar un examen: ha suspendido la selectividad. También intr.♦ Tiene doble p. p.: uno reg., suspendido, y otro irreg., suspenso.
Iemand niet de nodige score geven om te slagen voor een examen: hij is gezakt voor de selectiviteit. Het heeft ♦ ook dubbele p. p.: een reg., opgeschort, en een andere irreg., suspense.