m. Gevoel: een verdrietig en verontwaardigd gevoel.
Opinión, parecer: soy de tu mismo sentir.
Mening, om te lijken: ik ben van je eigen gevoel.
tr. Experimentar o percibir sensaciones producidas por causas externas o internas a través de los sentidos: sintió la suavidad de la seda; sentir vibraciones.
Tr. Het ervaren of waarnemen van sensaties geproduceerd door externe of interne oorzaken via de zintuigen: hij voelde de zachtheid van zijde; voel trillingen.
Oír, percibir por el oído: sentí que abrían la puerta.
Horen, waarnemen door het oor: ik voelde dat ze de deur openden.
Experimentar una impresión, placer o dolor corporal: no siento las piernas; sentir frío.
Het ervaren van een indruk, plezier of lichamelijke pijn: ik voel de benen niet; koud gevoel.
Experimentar una impresión o un sentimiento: sentir amor; siente que le rechazan.
Het ervaren van een indruk of een gevoel: liefde voelen; hij voelt zich afgewezen.
Lamentar, compadecerse: sientes su ausencia; sienten que no puedas venir.
Om te klagen, om medelijden te hebben: je voelt hun afwezigheid; Ze vinden het jammer dat je niet kunt komen.
Intuir, barruntar, presentir: siento que nos llevaremos bien.
Intuïtief, gissen, zenden: ik heb het gevoel dat we het goed met elkaar kunnen vinden.
Juzgar, opinar: digo lo que siento.
Oordelen, oordelen: ik zeg wat ik voel.
prnl. Notarse, hallarse en determinado estado.♦ Se usa seguido de algunos adjetivos: me siento cansado.
--
Considerarse, reconocerse: sentirse muy obligado.
Zichzelf beschouwen, zichzelf herkennen: zich zeer verplicht voelen.
sin sentir loc. adv. Inadvertidamente, sin darse cuenta de ello: leí la novela sin sentir, en una sola tarde.♦ Irreg. Véase conj. modelo.
zonder zich loc. adv. Onbedoeld, zonder het te beseffen: ik las de roman zonder gevoel, in één middag. ♦ Zie conj. model.