Hvad er sacar? sacar hedder Verwijderen
Hvad er Verwijderen?
- tr. Poner algo o a alguien fuera del lugar o condición en que estaba: saca las llaves del bolso.
Tr. Zet iets of iemand buiten de plaats of staat waarin ze zich bevinden: haal de sleutels uit de tas.
- Extraer una cosa de otra: la sal se saca de las salinas.
Haal het ene uit het andere: het zout wordt uit de zoutpannen gehaald.
- Averiguar: saca tus conclusiones.
Ontdek het: trek je conclusies.
- Conocer, descubrir: sacó que era el culpable por sus huellas.
Om te weten, om te ontdekken: hij nam uit dat hij de schuldige was door zijn voetafdrukken.
- Mostrar, manifestar una cosa: sacar defectos.
Laat zien, manifesteer één ding: neem defecten weg.
- Hacer que alguien dé o diga algo con persuasión o por la fuerza: no pude sacarle cuándo se casa.
Iemand iets overtuigends of met geweld laten geven of zeggen: ik kreeg hem er niet uit als hij trouwt.
- Conseguir, lograr: saca más entradas.
Get, achieve: koop meer tickets.
- Ganar por medio de la suerte: sacar un premio de la lotería.
Winnen met geluk: haal een prijs uit de loterij.
- Hacer las gestiones necesarias para obtener un documento: sacarse el carné de conducir.
Maak de nodige afspraken om een document te verkrijgen: haal je rijbewijs.
- Superar con éxito: sacar una carrera.
Succesvol overwinnen: een carrière krijgen.
- Poner en uso o circulación: sacar una moda.
In gebruik genomen of in omloop gebracht: neem een mode.
- Aventajar: le saca un cuerpo de distancia.
Voordeel: het neemt een lichaam weg.
- Adelantar una cosa: sacar el pecho al andar.
Ga één ding vooruit: haal je borst uit tijdens het lopen.
- Ensanchar o alargar: hay que sacar las mangas porque están cortas.
Verbreden of verlengen: je moet de mouwen eruit halen omdat ze kort zijn.
- Hacer una fotografía o retrato o filmar a una persona o cosa: ¡sácame guapa!
Een foto of portret maken of een persoon of ding filmen: maak me mooi!
- Citar, mencionar: siempre saca el mismo tema.
Citaat, vermelding: breng altijd hetzelfde onderwerp ter sprake.
- dep. Poner en juego la pelota o el balón: el portero sacó con fuerza.
Dep. De bal of de bal in het spel brengen: de doelman trok zich hard terug.
- sacar de quicio o de sus casillas loc. col. Hacer que una persona pierda el dominio de sí misma: su apatía me saca de mis casillas.
kom uit de waanzin of uit hun dozen loc. col. Iemand de controle over zichzelf laten verliezen: zijn apathie haalt me uit mijn hokjes.
- sacar en claro o en limpio loc. Deducir, obtener por conclusión: no he podido sacar nada en claro de sus declaraciones.♦ Véase conj. modelo.