intr. Oponerse un cuerpo o una fuerza a la acción o violencia de otro. También prnl.: es inútil que te resistas, acabarás siendo atrapado.
Intr. Zich verzetten tegen het ene lichaam of geweld tegen de actie of het geweld van een ander. Ook prnl.: het is nutteloos dat je je verzet, je wordt uiteindelijk gepakt.
tr. Aguantar, soportar. También intr.: resiste mucho corriendo.
Tr. Volharden, verdragen. Ook intr.: weerstaat veel rennen.
Tolerar: no resisto que me hables así.
--
Combatir las pasiones, deseos, etc.: resistir una tentación.
Bestrijd passies, verlangens, etc.: weersta een verleiding.
prnl. Oponerse con fuerza a hacer algo: se resiste a ir al dentista.
--
Ofrecer algo dificultades para su comprensión, realización, etc.: las matemáticas se me resisten.
Het aanbieden van enkele moeilijkheden voor het begrijpen, realiseren, enz.: wiskunde verzet zich tegen mij.