f. Expresión de la voluntad que alguien se impone de cumplir algo: le dio promesa de matrimonio.
F. Uitdrukking van iemands wil om iets te vervullen: het gaf haar een belofte van het huwelijk.
Ofrecimiento solemne de cumplir con las obligaciones de un cargo.
Plechtig aanbod om de verplichtingen van een kantoor na te komen.
Augurio, señal, particularmente cuando es buena: este tiempo es promesa de buena cosecha.
Augury, teken, vooral als het goed is: deze keer is een belofte van een goede oogst.
Ofrecimiento religioso que suele hacerse junto a la petición de una gracia: lleva siempre esa medallón porque hizo promesa a santa Rita.
Religieus offer dat meestal samen met het verzoek om genade wordt gedaan: hij draagt dat medaillon altijd bij zich omdat hij een belofte deed aan de heilige Rita.
Persona que por sus aptitudes puede lograr el triunfo en alguna actividad: la nueva promesa del ciclismo español.
Iemand die door zijn vaardigheden triomf kan behalen in een of andere activiteit: de nieuwe belofte van het Spaanse wielrennen.