prenda-kledingstuk: значение, определения и переводы

Испанский словарь%dictionary_xs%Голландский

Что такое prenda? prenda это kledingstuk

Что такое kledingstuk?

  • f. Ropa, cada una de las vestimentas de una persona: prendas de abrigo.

    f. Kleding, elk van iemands kleding: warme kleding.

  • Cosa que garantiza la seguridad o el cumplimiento de una obligación: no tengo nada que dejar en prenda.

    Iets dat zekerheid of de nakoming van een verplichting garandeert: ik heb niets in pand te geven.

  • Lo que se da o hace en señal de algo: lo hizo como prenda de su integridad.

    Wat gegeven of gedaan wordt als teken van iets: hij deed het als een belofte van zijn integriteit.

  • Lo que se aprecia intensamente. Se usa también como apelativo cariñoso: lo que tú quieras, prenda mía.

    Wat intens gewaardeerd wordt. Het wordt ook gebruikt als een aanhankelijke benaming: wat je maar wilt, mijn kledingstuk.

  • pl. Juego en el que, cada vez que se pierde, hay que desprenderse de un objeto que se lleva encima o realizar una acción que decidan los demás jugadores.

    ..pl. Spel waarin je, elke keer dat je verliest, een voorwerp moet verwijderen dat op je wordt gedragen of een actie moet uitvoeren die de andere spelers beslissen.

  • soltar prenda uno loc. col. Decir alguna cosa, especialmente algo comprometido.♦ Se usa sobre todo en frases negativas: no soltó prenda de lo tratado en la reunión.

    Drop Pledge Een loc. kol. Zeg iets, vooral iets toegewijds. Het wordt meestal in negatieve zinnen gebruikt: hij liet niet los wat er in de vergadering werd besproken. ♦

  • tr. Gustar o agradar muchísimo.

    Tr. Vind je veel leuk of alsjeblieft.

  • prnl. Entusiasmarse o enamorarse: se ha prendado de su prima.

    PRNL. Opgewonden raken of verliefd worden: hij is verliefd geworden op zijn neef.

  • tr. Asir, agarrar o sujetar: prendió el broche al abrigo.

    Tr. Grijpen, vastpakken of vasthouden: hij speldde de broche vast aan de jas.

  • Detener o capturar a alguien: la policía prendió a los atracadores.

    Iemand arresteren of arresteren: De politie stak de overvallers in brand.

  • Hablando del fuego, de la luz o de cosas combustibles, encender o incendiar: prendió las ramas en la chimenea. También intr.

    Over vuur, licht of brandbare dingen gesproken, ontsteken of branden: hij stak de takken in de open haard aan. Ook intr.

  • intr. Arraigar la planta en la tierra: la mitad de los esquejes no han prendido.

    Intr. De plant in de grond laten wroeten: de helft van de stekken is niet aangeslagen.

  • Tener algo aceptación entre la gente: su actitud prendió entre sus compañeros.

Поиск слов

Повысьте свой опыт