Čo je practica? practica je praktijk
Čo je praktijk?
- f. Véase práctico, ca.
f Zie praktische, ca.
- tr. Poner en práctica algo que se ha aprendido o se conoce: practicar un deporte.
tr. In de praktijk gebracht wat is geleerd of bekend: een sport te beoefenen.
- Ensayar, entrenar una actividad o conocimiento que se quiere perfeccionar: necesito practicar mi inglés.
Repeteren, opleiding, activiteit of kennis die u wilt verbeteren: ik nodig om mijn Engels praktijk.
- Ejercer continuada o habitualmente: practicar la abogacía.
Continu of regelmatig te oefenen: beoefenen recht.
- Profesar y cumplir los ritos y prácticas de una religión: en su juventud practicó el protestantismo.
Het belijden en vervullen van de riten en praktijken van een religie: in zijn jeugd beoefende hij het protestantisme.
- Realizar las prácticas requeridas para habilitarse en una profesión.
Voer de praktijken uit die nodig zijn om in een beroep te kwalificeren.
- Ejecutar, realizar: practicó la incisión con mucha seguridad.♦ Se conj. como sacar .
Uitvoeren, uitvoeren: oefende de incisie zeer veilig. ♦ hoe uit te nemen .
- adj. De la práctica o relativo a ella: ejercicio práctico.
Adj. Van de praktijk of daarmee samenhangend: praktische oefening.
- Que es útil o produce provecho inmediato: este embalaje es limpio y muy práctico.
Dat is nuttig of levert direct voordeel op: deze verpakking is schoon en zeer praktisch.
- [Persona] muy realista, que piensa siempre en la utilidad de las cosas: sueña un poco, no seas tan práctico.
[Persoon] heel realistisch, die altijd nadenkt over het nut van dingen: droom een beetje, wees niet zo praktisch.
- m. En el puerto, el que dirige el rumbo de una embarcación para entrar en el mismo.
m. In de haven, degene die de koers van een boot leidt om deze binnen te varen.
- f. Ejercicio de cualquier arte o actividad.
f. Uitoefening van enige kunst of activiteit.
- Destreza adquirida con este ejercicio: tiene mucha práctica con los niños.
Vaardigheid verworven met deze oefening: heeft veel oefening met kinderen.
- Ejercicio realizado con el fin de adquirir la habilitación en una profesión: estuvo tres años de prácticas en el hospital.
Oefening uitgevoerd om de habilitatie in een beroep te verwerven: hij bracht drie jaar praktijk door in het ziekenhuis.
- Aplicación real y experimental de una ciencia o teoría: la práctica ha desechado el tratamiento.
Echte en experimentele toepassing van een wetenschap of theorie: de praktijk heeft de behandeling verworpen.
- Costumbre, método de comportamiento o actuación: el deporte es una práctica muy recomendable.
Maatwerk, methode van gedrag of prestaties: sport is een sterk aanbevolen praktijk.
- en la práctica loc. adv. En la realidad: en la práctica no hay contraindicaciones.
in de praktijk loc. adv. In werkelijkheid: in de praktijk zijn er geen contra-indicaties.
- llevar a la práctica o poner en práctica loc. Llevar a cabo, realizar: quiso poner en práctica sus habilidades.
implementeren of implementeren van loc. Uitvoeren, presteren: hij wilde zijn vaardigheden in de praktijk brengen.