什么是 ponen? ponen是zetten
什么是 zetten?
- tr. Colocar en un sitio o lugar. También prnl.
Tr. Plaats op een plaats of plaats. Ook prnl.
- Disponer para un fin: poner la mesa.
Regel voor één doel: de tafel dekken.
- Añadir, echar: pon más aceite a la ensalada.
Voeg toe, voeg toe: doe meer olie in de salade.
- Encender, hacer que funcione un aparato: poner la tele.
Inschakelen, een apparaat laten werken: zet de tv aan.
- Instalar o montar: poner una tienda.
Installeren of monteren: zet een tent neer.
- Admitir un supuesto o hipótesis: pongamos que hablo de Madrid.
Geef een aanname of hypothese toe: laten we zeggen dat ik het over Madrid heb.
- Soltar el huevo las aves.
Laat de eiervogels los.
- Representar una obra de teatro, proyectar una película, etc.: ¿qué ponen hoy en la tele?
Een toneelstuk opvoeren, een film vertonen, etc.: wat zetten ze vandaag op tv?
- Escribir en papel.
Schrijf op papier.
- Decir, expresar un escrito: quiere saber qué pone la carta de tu madre.
Zeg, druk een schrijven uit: wil weten wat er in de brief van je moeder staat.
- Mandar o imponer: poner una multa.
Bevelen of opleggen: een boete opleggen.
- Exponer a una persona o cosa a cierta acción o circunstancia: puso a su familia en peligro. También prnl.
Een persoon of ding blootstellen aan een bepaalde handeling of omstandigheid: je brengt je familie in gevaar. Ook prnl.
- prnl. Vestirse o ataviarse: ponerse un sombrero.
PRNL. Aankleden of aankleden: zet een hoed op.
- Ocultarse los astros tras el horizonte, especialmente el Sol.
Het verbergen van de sterren achter de horizon, vooral de zon.
- Llegar a un lugar determinado: llámame, y me pongo allí en dos minutos.
Op een bepaalde plaats komen: bel me, en ik ben er over twee minuten.
- Mancharse: se puso buena la camisa.
Vlek: zijn shirt werd goed.
- poner a parir o poner verde loc. col. Hablar muy mal de alguien.
Zet om te bevallen of zet groene loc. col. Heel slecht over iemand spreken.
- poner o ponerse colorado loc. col. Avergonzar.
om te zetten of om rode loc. kol. Verlegen.
- ponerse a loc. Seguido de un infinitivo, comenzar la acción que este expresa: se puso a leer.♦ Irreg. Véase conj. modelo.
Ga naar loc. Gevolgd door een infinitief, begin de actie die dit uitdrukt: hij begon te lezen. Irreg. ♦ Zie conj. model.