tr. Exponer algo a la vista, señalarlo para que se vea: el vendedor mostraba su género.
Tr. Leg iets bloot in het zicht, wijs het aan om gezien te worden: de verkoper liet zijn geslacht zien.
Explicar, dar a conocer mediante una explicación: muéstrame en qué me he equivocado.
Leg uit, maak het bekend door een uitleg: laat me zien waar ik de fout in ben gegaan.
Indicar, presentar: nos mostró el camino.
Aangeven, aanwezig: hij wees ons de weg.
Manifestar una cualidad o un estado de ánimo: mostró su decepción por nuestra derrota.
Het manifesteren van een kwaliteit of een gemoedstoestand: hij toonde zijn teleurstelling over onze nederlaag.
prnl. Darse a conocer de alguna manera, comportarse, manifestarse: hoy se muestra muy contento.♦ Irreg. Se conj. como contar .
PRNL. Om zich op de een of andere manier bekend te maken, zich te gedragen, zich te manifesteren: vandaag is hij erg gelukkig. ♦ Het is conjed. Hoe te tellen.