mando-afstandsbediening: meaning, definitions and translations

Spanish dictionarySpanishDutch

What is mando? mando is afstandsbediening

What is afstandsbediening?

  • m. Autoridad y poder que tiene el superior sobre sus súbditos: no sabe desempeñar el mando que tiene.

    m. Gezag en macht die de meerdere over zijn onderdanen heeft: hij weet niet hoe hij het bevel dat hij heeft moet uitvoeren.

  • Tiempo que dura este poder: durante su mando despidieron a varios.

    Tijdens deze macht duurt: tijdens zijn bevel werden verscheidene verworpen.

  • Persona o personas que lo detentan: el mando ha prohibido las comidas de trabajo.

    Persoon of personen die het bezitten: het commando heeft werkmaaltijden verboden.

  • mec. Botón, llave, palanca u otro artificio semejante que actúa sobre un mecanismo o parte de él para iniciar, suspender o regular su funcionamiento: mandos de un avión.

    Mec. Knop, sleutel, hendel of andere soortgelijke kunstgreep die inwerkt op een mechanisme of een deel ervan om de werking ervan te initiëren, op te schorten of te regelen: bedieningselementen van een vliegtuig.

  • mando a distancia Dispositivo automático para la conexión, interrupción, o modificación, desde lejos, del funcionamiento de un receptor.

    afstandsbediening Automatisch apparaat voor het aansluiten, onderbreken of wijzigen, van veraf, van de werking van een ontvanger.

  • alto mando Persona u organismo que ejerce la potestad superior en el ámbito militar: reunión del alto mando.

    Opperbevel Een persoon of lichaam dat superieure macht uitoefent op militair gebied: vergadering van het opperbevel.

  • tr. Ordenar el que tiene autoridad la ejecución de algo: le mandó salir de la sala.

    Tr. Beveel degene die autoriteit heeft om iets uit te voeren: hij beval hem de kamer te verlaten.

  • Enviar, hacer ir o hacer llegar: te mandaré la lista por correo.

    Verzenden, verzenden of verzenden: Ik stuur u de lijst per post.

  • Encargar, encomendar: me mandó por la compra.

    Bestellen, toevertrouwen: hij stuurde me voor de aankoop.

  • intr. y tr. Gobernar, tener el mando: el comandante mandaba la tropa.

    intr. en tr. Regeren, het bevel hebben: de commandant voerde het bevel over de troepen.

  • ¡a mandar! loc. Exclamación con que uno se declara dispuesto a cumplir los deseos de otro.

    om te bevelen! LOC. Uitroep waarmee men zich bereid verklaart de wensen van een ander te vervullen.

  • bien o mal mandado loc. adj. Obediente o desobediente.

    goed of slecht commando loc. adj. Gehoorzaam of ongehoorzaam.

Search words

Upgrade your experience