adj. Que ha prestado juramento al encargarse del ejercicio de ciertas profesiones.
Adj. Dat hij een eed heeft afgelegd bij de uitoefening van bepaalde beroepen.
m. Tribunal no profesional ni permanente que tras el juicio debe declarar si considera culpable o inocente al acusado, para que el juez dicte sentencia: el jurado lo condenó.
m. Niet-professionele of permanente rechtbank die na het proces moet verklaren of zij de verdachte schuldig of onschuldig acht, zodat de rechter een vonnis kan uitspreken: de jury heeft hem veroordeeld.
Tribunal que examina y califica en concursos o certámenes: fallo del jurado.
Rechtbank die onderzoekt en kwalificeert in wedstrijden of wedstrijden: jurybeslissing.
Cada uno de los miembros de estos tribunales.
Elk van de leden van deze rechtbanken.
tr. Afirmar o negar una cosa, o prometerla, rotundamente poniendo por testigo a Dios, a algo o a alguien querido: le juró por sus muertos que no lo sabía.
Tr. Iets bevestigen of ontkennen, of beloven, God, iets of iemand dierbaar als getuige stellen: hij zwoer hem bij zijn doden dat hij het niet wist.
Reconocer solemnemente la soberanía de quien la ejerce: jurar al Rey.
Erken plechtig de soevereiniteit van degenen die het uitoefenen: zweer bij de Koning.
Someterse solemnemente a los preceptos constitucionales de un país, a estatutos, cargos, etc.: jurar la Constitución.
Zich plechtig onderwerpen aan de grondwettelijke voorschriften van een land, aan statuten, ambten, enz.: de Grondwet zweren.
intr. Blasfemar, maldecir: no jures en vano.
Intr. Godslastering, vloek: vloek niet tevergeefs.
jurar en falso loc. Asegurar con juramento lo que se sabe que no es verdad.
--
jurársela o jurárselas a alguien, o tenérselas juradas loc. col. Prometer cobrarse venganza: me la tiene jurada desde que le insulté.
zweer het of vloek bij iemand, of laat ze beëdigen. Beloven om wraak te nemen: hij heeft het me gezworen sinds ik hem heb beledigd.