Hva er impusieron? impusieron er opgelegd
Hva er opgelegd?
- tr. Poner a alguien una carga u obligación: imponer un castigo.
Tr. Iemand een last of verplichting opleggen: straffen opleggen.
- Infundir temor o respeto: impuso su decisión por la fuerza. También prnl.
Angst of respect zaaien: hij legde zijn beslissing met geweld op. Ook prnl.
- Meter dinero en una cuenta bancaria: imponer una cantidad a plazo fijo.
Zet geld op een bankrekening: leg een bedrag voor bepaalde tijd op.
- Instruir a uno en una cosa. También prnl.: se ha impuesto mucho en paleografía.
Instrueer er één in één ding. Ook prnl.: er is veel opgelegd aan de paleografie.
- Poner nombre a alguien: le impusieron en el bautizo el nombre de su abuelo.
Noem iemand: ze legden hen bij de doop de naam van hun grootvader op.
- Colocar, designar: le impusieron una condecoración.
Plaatsen, aanduiden: hem werd een onderscheiding opgelegd.
- prnl. Dejar alguien clara su autoridad o superioridad: su temeridad se impuso sobre la prudencia de sus compañeros.
PRNL. Om zijn gezag of superioriteit duidelijk te maken: zijn roekeloosheid prevaleerde boven de voorzichtigheid van zijn metgezellen.
- Destacar, predominar algo sobre lo demás: este otoño se imponen los tejidos de mezclilla.
- Hacerse necesario algo: se impone una retirada.♦ Irreg. Se conj. como reponer .