ideas-ideeën: значение, определения и переводы
Испанский словарь%dictionary_xs%Голландский
Что такое ideas?ideas это ideeën
Что такое ideeën?
f. Cualquier representación mental que se relaciona con algo real.
f. Elke mentale representatie die betrekking heeft op iets echts.
Noción o conocimiento que se tiene sobre algo o alguien: no tengo idea de lo que piensa hacer.
Idee of kennis die je hebt over iets of iemand: ik heb geen idee wat je van plan bent te doen.
Conocimiento puro racional: la justicia es una idea innata.
Zuivere rationele kennis: rechtvaardigheid is een aangeboren idee.
Intención de hacer una cosa: nuestra idea era ir al cine.
Intentie om één ding te doen: ons idee was om naar de film te gaan.
Ocurrencia, ingenio: ¡tienes cada idea!
Geestigheid, vindingrijkheid: je hebt elk idee!
Plan y disposición que se ordena en la fantasía para la elaboración de una obra: la idea de una casa.
Plan en opstelling die in fantasie geordend is voor de uitwerking van een werk: het idee van een huis.
Concepto u opinión que se tiene de una persona o cosa: ya me he formado una idea del problema.
Concept of mening die je hebt van een persoon of ding: ik heb me al een idee gevormd van het probleem.
Ingenio para disponer, inventar o diseñar una cosa: tiene idea para la cocina.
Vindingrijkheid om iets te regelen, uit te vinden of te ontwerpen: je hebt een idee voor de keuken.
Manía o imaginación extravagante.
Mania of extravagante verbeelding.
pl. Convicciones, creencias, opiniones: sus ideas son muy conservadoras.
..pl. Overtuigingen, overtuigingen, meningen: zijn ideeën zijn zeer conservatief.
idea fija Idea obsesiva: hace tiempo que me ronda una idea fija.
Vast idee Obsessief idee: Ik loop al heel lang rond met een vaststaand idee.
mala idea Mala intención: este niño tiene muy mala idea.
Slecht idee Slechte bedoeling: Dit kind heeft een heel slecht idee.
remota idea La que es imprecisa o vaga: tengo una remota idea de quién puede ser.
Dat wat vaag of vaag is: ik heb een vaag idee van wie het kan zijn.
con la idea de loc. prepos. Con intención de: he venido con la idea de quedarme para siempre.
met het idee van loc. prepos. Met de intentie van: ik ben gekomen met het idee om voor altijd te blijven.
hacerse a la idea de algo loc. Aceptarlo: poco a poco fue haciéndose a la idea de que tenía que operarse.
Krijg het idee van iets loc. Accepteer het: beetje bij beetje raakte hij gewend aan het idee dat hij geopereerd moest worden.
tr. Tener ideas, pensar, discurrir: ¡menos idear y más actuar!
Tr. Ideeën hebben, denken, denken: minder bedenken en meer doen!
Pensar, inventar, crear: idear un juego.
Bedenken, bedenken, creëren: een spel bedenken.