historia-geschiedenis: significat, definicions i traduccions
diccionari Espanyol%dictionary_xs%Neerlandès
Què és historia?historia és geschiedenis
Què és geschiedenis?
Chisme, enredo. Más en pl.: la portera no para de contar historias sobre los del sexto.
Roddels, verstrengeling. Meer in pl.: de keeper stopt niet met verhalen te vertellen over die van de zesde.
f. Ciencia que estudia el pasado de las sociedades humanas: historia antigua, moderna, contemporánea.
f-wetenschap die het verleden van menselijke samenlevingen studies: oude, moderne en hedendaagse geschiedenis.
Desarrollo sistemático de acontecimientos pasados relacionados con cualquier actividad humana: historia de la literatura.
Systematische ontwikkeling van gebeurtenissen in het laatst met ieder mens activiteit: geschiedenis van de literatuur.
Biografía: la historia de Alejandro Magno.
Biografie: het verhaal van Alexander de Grote.
Conjunto de los sucesos referidos por los historiadores: la historia de la guerra civil española.
Reeks gebeurtenissen waarnaar historici verwijzen: de geschiedenis van de Spaanse Burgeroorlog.
Obra histórica: la historia de Herodoto.
Historisch werk: het verhaal van Herodotus.
Relación de cualquier género: cuéntale la historia del viaje.
Relatie van elk geslacht: vertel het verhaal van de reis.
Fábula, cuento, o narración inventada: la historia de don Quijote.
Fabel, verhaal of verzonnen verhaal: het verhaal van Don Quichot.
historia clínica Relación de los datos médicos referentes a un enfermo, al tratamiento y a la evolución de su enfermedad.
Klinische geschiedenis Lijst van medische gegevens met betrekking tot een patiënt, de behandeling en evolutie van zijn ziekte.
historia natural Estudio de los tres reinos de la naturaleza, animal, vegetal y mineral.
Natuurhistorische studie van de drie koninkrijken van de natuur, dierlijk, plantaardig en mineraal.
historia sacra o sagrada Conjunto de narraciones históricas de la Biblia.
Heilige of Heilige Geschiedenis Een reeks historische verhalen uit de Bijbel.
dejarse uno de historias loc. col. Evitar rodeos e ir a lo esencial de un asunto: déjate de historias y cuéntame ya los detalles de la boda.
Laat een van de verhalen loc. col. Vermijd omwegen en ga naar de essentie van een probleem: stop met verhalen en vertel me de details van de bruiloft.
pasar una cosa a la historia loc. Adquirir relevancia o trascendencia: su gran labor social pasará a la historia.
Geef één ding door aan het loc-verhaal. Relevantie of transcendentie verwerven: zijn grote sociale werk zal de geschiedenis ingaan.
loc. Perder actualidad: ese peinado pasó a la historia.
LOC. De actualiteit verliezend: dat kapsel ging de geschiedenis in.
tr. Contar, componer o escribir historias: historiar un cuento.
Tr. Verhalen vertellen, componeren of schrijven: een verhaal vertellen.
amer. col. Complicar, confundir.♦ Tiene dos modelos de conj., uno, más habitual, como cambiar y otro como vaciar.
--