hablemos- Let's talk: význam, definície a preklady

Španielčina slovník%dictionary_xs%Holandčina

Čo je hablemos?hablemos je Let's talk

Čo je Let's talk?

  • tr. Emplear uno u otro idioma para expresarse: hablar francés, alemán.
    Tr. Gebruik een of andere taal om jezelf uit te drukken: spreek Frans, Duits.
  • intr. Pronunciar palabras para darse a entender: empezó a hablar con nueve meses.
    Intr. Spreek een woord te begrijpen: begon te praten tot negen maanden.
  • Comunicarse, conversar: hablaron largo y tendido.
    Communiceren, praten: ze spraken uitgebreid.
  • Pronunciar un discurso: hoy hablarán de los mamíferos.
    Geef een toespraak: vandaag zullen ze het hebben over zoogdieren.
  • Dirigir la palabra a una persona: habló a los presentes.
    Spreek het woord tot één persoon: hij sprak met de aanwezigen.
  • Con los advs. bien o mal, expresarse de uno u otro modo y manifestar opiniones favorables o adversas sobre alguien o algo: no han hablado mal de esa película.
    Met de advs. goed of slecht, zich op de een of andere manier uitdrukken en gunstige of negatieve meningen over iemand of iets uiten: ze hebben niet slecht over die film gesproken.
  • Murmurar o criticar: andan hablando de ti.
    Mompelen of bekritiseren: ze hebben het over jou.
  • Rogar, interceder por uno: habla por mí a tu jefe.
    Smeek, pleit voor één: spreek voor mij tegen je baas.
  • Explicarse o dar a entender algo por medios distintos a la palabra: hablar por gestos.
    Iets uitleggen of impliceren met andere middelen dan het woord: spreken met gebaren.
  • Decir algunas cosas especialmente buenas o malas: habla maravillas de ti.
    Sommige dingen vooral goed of slecht zeggen: spreek wonderen van je.
  • prnl. Tener relaciones amorosas o de cualquier tipo una persona con otra: mi hermana se habla con tu primo.
    Prnl. Een romantische of enige vorm van relatie met elkaar hebben: mijn zus praat met je neef.