haberlashebben ze: المعنى، والتعريفات، والترجمات
قاموس اللغة الإسبانية%dictionary_xs%الهولندية
ما معنىhaberlas؟معنى haberlas هو hebben ze
ما معنىhebben ze؟
aux. Se usa en la conjugación de las formas verbales de tiempos compuestos: ha vivido; habría venido.
AUX. Gebruikt in de vervoeging van het werkwoord vormen van samengestelde tijd: heeft gewoond; Het zou zijn geweest.
Seguido de la prep. de e infinitivo, tiene significado obligativo: has de comer más despacio.
Gevolgd van de prep. e de infinitief, heeft obligativo betekenis: je moet langzamer eten.
Seguido de la conj. que e infinitivo, significa 'ser necesario o conveniente': hay que resignarse.
Gevolgd door de conj. dat en infinitief, betekent 'noodzakelijk of handig zijn': je moet zelf ontslag nemen.
intr. impers. Existir, estar: hay tres coches en esta calle; no creo en las meigas, pero haberlas, haylas.
intr. onmpers. Bestaan, zijn: er zijn drie auto's op deze straat; Ik geloof niet in meigas, maar die zijn er wel.
Suceder, ocurrir algo: ha habido tres terremotos.
Om te gebeuren, om iets te gebeuren: er zijn drie aardbevingen geweest.
Verificarse, efectuarse algo: esta noche no hay función.
Om te verifiëren, om iets te doen: vanavond is er geen functie.
de lo que no hay loc. adv. Sobresaliente en sentido negativo: este niño es de lo que no hay.
waarvan er geen loc. adv. Opvallend in negatieve zin: dit kind is wat er niet is.
habérselas con alguien loc. col. Tratar o discutir con él: se las ha habido con todo el departamento.
Heb ze met iemand loc. col. Deal or argue met hem: er zijn er geweest met de hele afdeling.
no hay de qué loc. Se usa para responder a un agradecimiento:-muchas gracias -no hay de qué.
Er is geen loc. Het wordt gebruikt om te reageren op een bedankje: - heel erg bedankt - er is geen wat.
qué hay loc. col. Fórmula de saludo: ¡qué hay, Ramón, cuánto tiempo sin verte!♦ Irreg. Véase conj. modelo.
--
m. Conjunto de bienes y riquezas de una persona, hacienda: con esta operación ha incrementado sus haberes.
m. Set van goederen en rijkdom van een persoon, hacienda: met deze operatie heeft hij zijn vermogen vergroot.
Sueldo, retribución periódica por un servicio prestado. Más en pl.: este mes nos han pagado más tarde los haberes.
Salaris, periodieke beloning voor een verleende dienst. Meer in m.v.: deze maand hebben we onze salarissen later uitbetaald gekregen.
com. Una de las dos partes en que se dividen las cuentas corrientes, en la que se anotan los ingresos al titular.
--
Conjunto de méritos y cualidades positivas que se cuentan en una persona: ese cirujano tiene en su haber el primer trasplante de corazón.
Set van verdiensten en positieve eigenschappen die in een persoon worden geteld: die chirurg heeft de eerste harttransplantatie op zijn naam staan.