Co je gusto? gusto je smaak
Co je smaak?
- m. Sentido corporal con que se percibe el sabor de una sustancia soluble: el gusto se percibe gracias a la mucosa de la lengua.
m. lichaamsgevoel waarmee de smaak van een oplosbare stof wordt waargenomen: de smaak wordt waargenomen dankzij het slijmvlies van de tong.
- Sabor que tienen esas sustancias: el gusto puede ser dulce, salado, ácido o amargo.
Smaak die deze stoffen hebben: smaak kan zoet, zout, zuur of bitter zijn.
- Placer, deleite: ha sido un gusto conocerle.
Plezier, genot: het was leuk om je te ontmoeten.
- Voluntad propia: vino por su gusto.
Eigen wil: wijn voor uw smaak.
- Facultad y manera personal de apreciar lo bello o lo feo: no comparto tus gustos; tiene muy buen gusto.
Faculteit en persoonlijke manier van het waarderen van het mooie of het lelijke: Ik deel uw smaak niet; heeft een zeer goede smaak.
- Capricho, antojo: de cuando en cuando hay que darse un gusto.
Capricho, verlangen: van tijd tot tijd moet je je laten verwennen.
- a gusto loc. adv. Con comodidad: me quito los zapatos para estar a gusto.
at Ease Loc. Adv. Met comfort: Ik haal mijn schoenen uit om op mijn gemak te zijn.
- con mucho gusto loc. Se usa para expresar que se accede a una petición: le dije que con mucho gusto cuidaría a su hijo.
graag Loc. Het wordt gebruikt om uit te drukken dat een verzoek wordt benaderd: Ik vertelde hem dat ik graag voor zijn zoon zou zorgen.
- intr. Agradar, parecer bien algo a alguien: me gusta cómo me miras.
Intr. Om iemand te behagen, om er goed uit te zien: ik vind het leuk hoe je naar me kijkt.
- Desear, sentir afición: le gusta ir al cine.
Verlangen, gevoel van liefde: hij gaat graag naar de film.
- tr. Degustar, sentir el sabor en el paladar: gustar el vino; ¿gusta usted?
Tr. Proef, voel de smaak in de mond: proef de wijn; Vind je het leuk?
- Probar, experimentar: en su vida ha gustado todo tipo de emociones.
Smaak, experiment: in zijn leven heeft hij van allerlei emoties gelopen.