tr. Cocinar un alimento en aceite o grasa hirviendo: he frito huevos para todos. También prnl.
tr. Een kokend voedsel in olie of vet koken: Ik heb gebakken eieren voor iedereen. Ook prnl.
Molestar, importunar: le frieron los mosquitos.
Ergeren, moeite: gebakken u de muggen.
prnl. Pasar mucho calor: abre la ventana, que me estoy friendo.♦ Irreg. Se conj. como reír . Tiene doble p. p.: uno reg., freído, que apenas se usa, y otro irreg., frito.
prnl. Hete Pass: Hiermee opent u het venster ik ben frituren. ♦ Irreg. Is conj. Als lachen. Het heeft dubbele p. p.: één reg., frituren, nauwelijks gebruikt, en een andere irreg., gebakken.
adj. Que tiene una temperatura muy inferior a la normal: el agua está muy fría.
adj. Dat heeft een veel lager dan de normale temperatuur: het water is erg koud.
Falto de afecto, de pasión o sensibilidad, indiferente: nos dieron un trato frío.
Gebrek aan genegenheid, hartstocht of tederheid, onverschillig: we kregen een koude behandeling.
Tranquilo, que no pierde el dominio de los nervios: el espía era frío y calculador.
Rustig, verliest niet het domein van zenuwen: de spion was koud en berekenen.
Sin gracia, sin interés: una representación fría.
Zonder genade, zonder rente: een koude vertegenwoordiging.
Poco acogedor: la habitación resulta fría.
Kleine gezellige: de kamer is koud.
m. Baja temperatura: ya llegan los fríos.
m. lage temperatuur: inmiddels koud.
Sensación que se experimenta por la pérdida de calor: tener frío.
Sensatie die door het verlies van warmte wordt ervaren: na een verkoudheid.
en frío loc. adv. Sin preparación: le entrevistaron en frío.
in koude loc. Adviseur. Zonder voorbereiding: geïnterviewd je koud.
quedarse frío loc. Quedarse sin capacidad de reacción ante una sorpresa o un hecho inesperado: cuando le comunicaron el despido se quedó frío.
blijven koud loc. Onvoldoende vermogen om te reageren op een verrassing of een onverwachte gebeurtenis: toen ze vertelde hem het ontslag was koud.