ejerce āļāļ·āļāļāļ°āđāļĢ ejerce āđāļāļĨāļ§āđāļē oefeningenoefeningen āļāļ·āļāļāļ°āđāļĢ tr. Practicar una profesiÃģn o un oficio. TambiÃĐn intr.: ejerce de mÃĐdico.tr. Uitoefenen van een beroep of handel. Ook intr.: fungeert als een arts.Realizar una acciÃģn o influjo: el agua ejerce una fuerte presiÃģn contra las paredes de la presa.Uitvoeren van een actie of een invloed: het water oefent sterke druk tegen de muren van de dam.Hacer uso de una virtud, facultad o derecho: ejercer el derecho a votar.♦ Se conj. como mecer .Maak gebruik van een deugd, de faculteit of de wet: het uitoefenen van het recht op stemming. âĶ is conj. als rock.