cuidado-Zorg betydelser, definitioner och översättningar

Spanska ordbok%dictionary_xs%Nederländska

Vad är cuidado? cuidado heter Zorg

Vad är Zorg?

  • m. Solicitud o especial atención: en esta residencia los ancianos tienen todos los cuidados.

    m. Verzoek of speciale aandacht: in deze woning hebben de ouderen alle zorg.

  • Vigilancia por el bienestar de alguien o por el funcionamiento de una cosa: está encargado del cuidado de las plantas.

    Waakzaamheid voor het welzijn van iemand of voor het functioneren van één ding: het is verantwoordelijk voor de verzorging van de planten.

  • Esmero y atención para hacer algo bien: conducir un coche con cuidado.

    Zorg en aandacht om iets goed te doen: rijd voorzichtig met een auto.

  • Recelo, temor, preocupación: márchate, no tengas cuidado.

    Achterdocht, angst, zorgen: weg, wees niet voorzichtig.

  • Lo que está a cargo de alguien.

    Wat is de baas over iemand.

  • interj. Se emplea como amenaza o para advertir la proximidad de un peligro o la contingencia de caer en error: ¡cuidado, una curva!

    interj. Het wordt gebruikt als een bedreiging of om de nabijheid van een gevaar of de contingentie van het vallen in de fout te waarschuwen: pas op, een curve!

  • interj. Se usa a veces con sentido ponderativo: ¡cuidado que es listo ese muchacho!

    interj. Het wordt soms gebruikt met een gewichtig gevoel: pas op dat die jongen slim is!

  • de cuidado loc. adj. Peligroso: accidente de cuidado.

    zorg loc. adj. Gevaarlijk: zorgongeval.

  • tener sin cuidado loc. No importar o preocupar: tus problemas me tienen sin cuidado.

    wees onvoorzichtig loc. Maak je geen zorgen: je problemen hebben me onzorgvuldig gemaakt.

  • tr. Poner interés y esmero en la ejecución de algo: yo cuido mucho la presentación de los informes.

    Tr. Om interesse en zorg te steken in de uitvoering van iets: ik zorg goed voor de presentatie van de rapporten.

  • Asistir a alguien que lo necesita: cuidar a un niño. También intr.: cuidar de un enfermo.

    Iemand in nood helpen: zorgen voor een kind. Ook intr.: het verzorgen van een zieke.

  • Guardar, proteger, conservar: cuidar la ropa, la casa.

    Sparen, beschermen, conserveren: zorg voor de kleding, het huis.

  • prnl. Mirar uno por su salud o bienestar: debes cuidarte un poco más.

    prnl. Kijk naar een voor hun gezondheid of welzijn: je moet wat meer voor jezelf zorgen.

  • Dedicarse una persona a una cosa: cuídate de tus asuntos.

    Wijd een persoon aan één ding: zorg voor je zaken.

Sök ord

Uppgradera din upplevelse