f. Cada una de las circunstancias o caracteres naturales o adquiridos que distinguen a las personas o cosas: hizo una descripción de las cualidades del producto.
F.. Elk van de natuurlijke of verworven omstandigheden of karakters die mensen of dingen onderscheiden: het gaf een beschrijving van de kwaliteiten van het product.
Atributo positivo de una persona: ese chico tiene muchas cualidades.
Positieve eigenschap van een persoon: die jongen heeft veel kwaliteiten.