Qué es contar? contar es Graaf
Qué es Graaf?
- tr. Calcular el número de unidades que hay de una cosa: te has equivocado al contar y sobra dinero.
Tr. Bereken het aantal eenheden van één ding: je hebt een fout gemaakt bij het tellen en er blijft geld over.
- Referir o relatar un suceso: nos contó su viaje.
Verwijs of vertel een gebeurtenis: hij vertelde ons over zijn reis.
- Incluir a una persona en el grupo, clase u opinión que le corresponde: te cuento entre mis mejores amigos.
Neem een persoon op in de groep, klas of mening die met hem overeenkomt: ik reken je tot mijn beste vrienden.
- Tener una persona el número de años que se expresan: contaba veinte años cuando se casó.
Heb een persoon het aantal jaren dat wordt uitgedrukt: hij was twintig jaar oud toen hij trouwde.
- intr. Decir los números ordenadamente: solo sabe contar hasta 20.
Intr. Zeg de cijfers netjes: je weet alleen hoe je tot 20 moet tellen.
- Hacer cuentas según las reglas de aritmética: he sumado el total y, dividiendo, contamos a cuatro mil pesetas por persona.
Maak rekeningen volgens de regels van de rekenkunde: ik heb het totaal opgeteld en delend tellen we op vierduizend peseta's per persoon.
- Tener importancia una persona o una cosa: tu opinión cuenta más que la de ningún otro.
Belang hebben bij een persoon of iets: jouw mening telt meer dan die van iemand anders.
- Equivaler: tiene tanta energía que cuenta por tres.
Gelijk: het heeft zoveel energie dat het voor drie telt.
- Formar parte del número de personas que se está calculando: María no cuenta para el número de comensales porque llega después de la cena.
Maak deel uit van het aantal mensen dat wordt berekend: Maria telt niet mee voor het aantal eters omdat ze na het eten arriveert.
- contar con loc. Tener presente una cosa: cuenta con la posibilidad de mal tiempo.
Reken op LOC. Houd één ding in gedachten: reken op de mogelijkheid van slecht weer.
- loc. Confiar en una persona o cosa para un fin: cuento con vosotros para la fiesta.
LOC. Vertrouw op een persoon of ding voor een doel: ik reken op jou voor het feest.
- loc. Tener una cosa el número de unidades de algo que se expresa: el edificio cuenta con dos plantas.♦ Irreg. Véase conj. modelo.
LOC. Met één ding het aantal eenheden van iets dat wordt uitgedrukt: het gebouw heeft twee verdiepingen. Irreg. ♦ Zie conj. model.